Verdriet en andere ondeelbare zaken.
July 24, 2014 § Leave a comment
Leed en verdriet laten zich niet gemakkelijk vergelijken, laat staan relativeren. Deze open deur is geloof ik mijn conclusie van het ervaren van de ‘vlucht 17’-tragiek vanuit een zogeheten post-conflict land, tegen de achtergrond van een handvol gebeurtenissen in meer persoonlijke sferen.
In de week waarin ik in Nederland was hebben we onze kat moeten laten inslapen. Ze was te oud, te ziek om nog te herstellen van haar darmaandoening. Nu hebben zowel mijn zusje als ik vrij directe inzichten gehad in ellende buiten de veilige Nederlandse landsgrenzen, en zijn mijn ouders dankzij hun interesse en medeleven op wereldschaal ook goed geplaatst een en ander te relativeren.
Toch waren we door het overlijden van poes heel erg verdrietig. Kon ze echt niet meer beter worden, hebben we wel de juiste keuze gemaakt, is ze echt wel dood? Ze is nog zo zacht. Wat zullen we haar missen, dat gestoorde chagrijnige dier. Dan direct bagatelliseren: “stom he, om een kat.”
Verdriet is zo groot als je het zelf ervaart, en ik denk dat die ervaring mede wordt vormgegeven door wat je voorheen al dan niet hebt meegemaakt. Daar kun je een ander natuurlijk moeilijk op afrekenen of om veroordelen, daarom is het misschien verstandig om te benadrukken dat dit stuk gaat over hoe ik een en ander ervaren heb. Ik zou andermans verdriet niet willen analyseren en over de collectieve-rouw-modus waar Nederland in is geschoten, wordt al genoeg geschreven (zie Rutger Bregman in de Correspondent en Rob Wijnberg in de Groene)
Het vlucht-17-nieuws bereikte me via een Oekraïense vriend via whatsapp, een bericht waarin schuldgevoel niet te negeren was. Ik was in het noorden van Burundi om interviews te doen. De volgende dag uitten mijn Burundese collega’s hun medeleven, iets wat de daaropvolgende dagen nog vaker zou gebeuren. Ik keek het nieuws en kreeg het er koud van. Bovendien leek iedereen wel een slachtoffer te kennen, via via of direct. Het is inmiddels wat uitgemolken in de media, maar: die ver-van-je-bed-show, die anonieme oorlog waar we weinig mee te maken hebben, kreeg ineens een gezicht. Het is vreemd wat de aanblik van een stapeltje Nederlandse paspoorten tussen de wrakstukken van een vliegtuig met je doet. Als ze Frans, Duits of Amerikaans geweest waren, zou je er minder bij gevoeld hebben.
Hierover is natuurlijk genoeg geschreven en gediscussieerd de afgelopen dagen. Of dit relativering is weet ik niet, misschien is het meer een kwestie van een en ander in een breder perspectief plaatsen. Je verdriet hoeft er niet kleiner om te worden. Wellicht is dat alleen mogelijk als je een zekere afstand tot het verdriet hebt, en ik zou de laatste zijn om te zeggen dat deze collectieve rouw hypocriet zou zijn, om maar een krachtterm te gebruiken. Ik zat immers zelf twee weken geleden nog te huilen voordat we poes gingen begraven, terwijl ik een paar dagen daarvoor nog omringd was door mensen die rond de armoedegrens leven zonder veel concrete vooruitzichten op verbetering.
Pogingen om mee te leven met leed of verdriet stuiten vaker op boosheid en frustratie dan op dankbaarheid. “Ik leef met je mee, ik weet hoe je je voelt”. Nee, dat weet je helemaal niet, want ik ben ik en dit is mijn verdriet. Misschien is alle verdriet in de kern wel hetzelfde, of het nou om een huisdier, een geliefde of wereldvrede gaat, met als verschil hoe lang het duurt, en of het uberhaupt nog overgaat. Wellicht moet je dat dan ook niet eens proberen te relativeren.
Tegelijkertijd heb ik eenmaal terug in Burundi niemand over poes verteld en ook terwijl ik dit schrijf schaam ik me een beetje: ze is op wereldschaal simpelweg een futiliteit. Na vlucht-17 uitten velen om me heen hun medeleven en spijt voor ons verlies, en toen begon er toch iets relativerings-ongemakkelijks op te komen. Natuurlijk heb ik makkelijk praten: mijn naasten waren niet aan boord en gezien mijn reactie op het overlijden van de kat kan ik me slecht voorstellen hoe ik eraan toe zou zijn als dat anders was geweest. Misschien is het wel een westerse luxe, dat je je kunt permitteren verdriet te hebben om een huisdier terwijl een schrikbarend groot deel van de wereldbevolking crepeert. Toch betoon ik geen medeleven aan Burundezen die straatarm zijn, aan Grieken die hun naasten hebben verloren aan zelfmoord vanwege de uitzichtloze crisis daar.
Voelt het voor mijzelf in elk geval rationeel moeilijk recht te praten dat ik het koud krijg bij het zien van de Nederlandse vlag, halfstok en soms zucht of wegzap als het ‘alweer’ over een of andere Afrikaanse ellende, Syrië of Gaza gaat, emotioneel leeft niemand op wereldschaal en misschien is het ook onmenselijk dat na te streven. Maar misschien moeten we iets harder ons best doen de twee met elkaar te verbinden en daarom kan ik niet anders dan Bregman gelijk geven: “Wie het kleine wil beschermen, zal de oogkleppen voor het grote moeten afdoen.”
Leave a Reply