De ondeelbaarheid van verdriet, #3

July 31, 2015 § 1 Comment

Twee dagen voor mijn geplande vertrek naar Burundi slaat de ondeelbaarheid van verdriet (zie hier en hier) weer toe, toch nog onverwacht. Ik heb afgesproken met een vriend uit Bujumbura die na de staatsgreep in mei naar Kigali vertrokken is; het werd hem te heet onder de voeten, wonend in een van de protestwijken en bang voor wat de toekomst zal brengen. Hij zit hier nu sinds eind mei, zonder werk, en we spraken af iets te gaan eten en drinken.

Ondanks dat een gezamenlijke vriend me al had gewaarschuwd voor z’n staat-van-zijn, schrok ik me een ongeluk toen ik hem zag. Dof, mager. Heel mager, “dat komt door de zorgen”, wijzend naar zijn hart en hoofd. Die van mij braken, hart en hoofd. Maar ik lachte het weg: “laten we dan maar snel wat gaan eten!” en ik sloeg een arm om hem heen. En schrok weer, want het was net of je in de lucht greep.

In mei sliep ik een week bijna niet, en twee weken heel slecht, van de zorgen om een heel aantal vrienden en vooral een specifiek gezin in Bujumbura. Dat vond ik hypocriet, en ik wilde er niet over schrijven want ik wilde niet dat het zou lijken alsof ik mezelf en mijn verdriet centraal zou stellen. Maar nu, een paar dagen voor vertrek en waarschijnlijk nog meer verdriet, moedeloosheid en woede, moet het toch maar.

De verhalen die hij me gisteren vertelde zijn niet nieuw: ik heb erover gelezen en ervan gehoord, ik weet het allemaal. Maar het maakt nogal een verschil om het in algemeenheid te lezen, of het te horen van iemand die tegenover je zit, aan wie je kunt zien en voelen wat dit met je doet, bovendien iemand die je redelijk goed kent, met wie je al bijna vijf jaar (toegegeven, af en toe) contact hebt en die je een warm hart toedraagt. Ik probeerde grapjes te maken, de gespreksonderwerpen te veranderen, maar hij wilde graag praten over wat er in zijn thuisland aan de hand is en waar moet je het ook anders over hebben? Wat hij doet de hele dag? Niets, want hij is werkloos. Behalve zijn zus en zijn vriendin zit bijna iedereen nog in Burundi, en hij durft niet terug omdat er geruchten zijn dat er vlak na de grens gecontroleerd wordt uit welke wijk je komt (dit staat in je papieren. Toen hij me dit liet zien viel mijn oog op zijn geboortejaar, 1989, net als mijn zusje. Ik kreeg toen heel veel zin om de tafel om te gooien en te gillen om de oneerlijkheid), en het valt te raden wat er gebeurt als je uit een van de ‘protestwijken’ komt.

In mei schreef ik: “een week lang ga ik met buikpijn en een zwaar hoofd slapen, en ben ik bang voor het nieuws als ik wakker word. Ik heb nachtmerries en word om het uur wakker. Om een uur of half zes grijp ik met trillende, klamme handen naar mijn telefoon en met een steen in mijn maag open ik Twitter en Facebook: zijn de protesten uit de hand gelopen? Zijn de geruchten nu dan werkelijkheid geworden? Wordt de wijk waar een van mijn dierbaarste vrienden met zijn gezin woont, genoemd? (Hoe) zijn ze de nacht doorgekomen? Ik wacht tot het in Amerika ook dag is, want dan kan ik praten met de mensen die dit op eenzelfde manier ervaren, die het gezin in kwestie ook goed kennen en met wie we proberen een oplossing te vinden. De volgende dag bel ik heel vroeg ’s morgens met de vader van het gezin; ze gaan naar het binnenland. Vader, moeder, zes kinderen waarvan de jongsten krap één en drie jaar oud zijn. Hij belt me om te zeggen dat ze vertrekken, en zal me weer bellen als ze aangekomen zijn. Onderweg zijn er de nodige obstakels en ik druk hem op het hart te zeggen dat ze familie gaan bezoeken, eventueel belastende foto’s, smsjes en filmpjes van zijn telefoon en laptop te verwijderen, want die worden gecontroleerd. Ik hang op en heb zin om iemand heel hard in zijn gezicht te stompen. Wat voor gesprek heb ik zojuist in godsnaam gevoerd?

Ik heb een kater maar ik heb niet eens gedronken. Mijn ogen zijn dik en droog van weinig slaap, van het onophoudelijk turen naar een beeldscherm, ondanks het vele huilen. Mijn wijsvinger heeft bijna kramp van het f5-en, ha-ha.

De ondeelbaarheid verdriet – een terugkerend thema, evenals de ver-van-je-bed-show. Want ik krijg geen buikpijn van Syrië (hoewel, als ik er genoeg over nadenk waarschijnlijk ook). Daar ken ik niemand. Natuurlijk, ik zou geen leven hebben als alles me zo zou raken als dit. Tegelijkertijd boosheid: dit is niet heel professioneel gedrag. Kan ik wel onderzoek doen in een land als ik me de gebeurtenissen zo aantrek? Moet ik geen manier vinden hiermee om te gaan, want straks wordt het écht oorlog en hoe ga ik er dan voor zorgen dat ik niet elke dag met buikpijn van de bezorgdheid en hoofdpijn van slaapgebrek zit, en probeer te werken? Daarnaast: ik beschuldig me ervan mijn eigen verdriet, om hun verdriet, centraal te stellen. Het voelt alsof ik dit eigenlijk niet mag schrijven; mijn emoties vallen in het niet bij die van mensen die dit lijfelijk doormaken.

Ik kan nauwelijks geloven dat dit echt gebeurt; hij heeft zoveel opgebouwd de afgelopen jaren, is van zover gekomen, en er was zoveel hoop op een nieuw begin. Het klinkt ontzettend zijig en als iemand anders het zou zeggen zou ik er waarschijnlijk cynisch om lachen, maar het land dat vier jaar geleden under my skin ging zitten en me zo fascineerde, waar ik vervolgens wekelijks aan dacht, dat zo waanzinnig mooi is met zulke leuke mensen en gestoorde verhalen, het meer, brochettes met biertjes, en zoveel mensen die hun verhalen met mij wilden delen, dat land met een zilveren randje: dat gaat helemaal naar de tering. Burundi is ineens in het nieuws – omdat het nieuws is. Maar ik kan toch moeilijk een potje gaan zitten janken op de radio.”

“Je moet het je niet zo aantrekken” – je zou ze de kost moeten geven, de mensen die dit tegen me gezegd hebben, over een veelheid aan onderwerpen overigens. Maar ik wil een betrokken wetenschapper worden (mocht dat er ooit van komen, misschien ook wel niet, dus wellicht moet ik het houden bij ‘een betrokken werkend mens’. Ofzo.), niet afgestompt. Ik wil wat er nu gebeurt in Burundi niet zien als een “excellent opportunity”, (waar deze vandaan komt laat zich raden), of juist als een obstakel voor mijn onderzoek. Ik wil erover vertellen omdat ik het belangrijk vind dat de wereld weet wat er gebeurt, dat we gezamenlijk kunnen nadenken over oplossingen, dat we in elk geval niet kunnen zeggen dat we het niet wisten. Aim high, ik weet het. En wat weet ik nou helemaal?

Ik maak me dus op voor een storm aan emoties en verdriet, gezien het aantal Burundese vrienden dat ik de komende dagen zal gaan zien en de voortdurende crisis. En nu maar hopen dat ik het voor elkaar krijg dat om te vormen in iets functioneels en productiefs, want van moedeloosheid is nog nooit iemand beter geworden – Burundezen allerminst. Of zoals een andere goede vriend uit Bujumbura, net getrouwd en vader geworden, in mei tegen me zei (we bespraken de gefaalde coup-poging): “Ik ben dankbaar, want we zijn gezond, we leven nog. Ik kan het me niet permitteren depressief te zijn. Ik moet hoop hebben, anders word ik gek.”

Advertisement

§ One Response to De ondeelbaarheid van verdriet, #3

  • Papa Frans says:

    Een hartverscheurend relaas van dichtbij, goed dat je dit zo met anderen wilt delen!
    Ik leef met je mee, meer kan ik niet doen op afstand, maar jij en hen die je lief zijn zijn ook in mijn gedachten.
    En even “prive” een dikke knuffel.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

What’s this?

You are currently reading De ondeelbaarheid van verdriet, #3 at Lys.

meta

%d bloggers like this: