Zuur genieten.
September 29, 2016 § 2 Comments
Vanmorgen werd ik wakker met een dik oog en een dikke wang. Er was in de nacht een mug losgegaan op mijn gezicht.
’s Middags ga ik op de fiets naar een bezichtiging van een studiootje in Den Haag, trap ik me een ongeluk want ohja, het waait in Den Haag altijd harder dan in de rest van Nederland. Of nouja, dan op plekken die niet in de buurt van de zee zijn.
Dan gaat het regenen en word ik chagrijnig. Ik word doorgaans van ongeveer alles chagrijnig (opstaan, bijvoorbeeld, of ademende mensen) dus dat is op zich geen nieuws. Ik fiets drie keer verkeerd en zet uiteindelijk mijn fiets ergens neer en moet dan nog een takke-end lopen omdat ik natuurlijk het huisnummer verkeerd had onthouden, en bovendien aan de even kant van de straat loop terwijl ik aan de oneven kant moet zijn.
Het huis heeft een systeemplafond en geen wastafel in de badkamer, en geblindeerde stroken op de ramen. Bovendien ruikt het muf. Hier wil ik niet wonen, en tien minuten later sta ik weer buiten. Regent het echt onnoemelijk hard. Ik schuil even in een bushokje, het blijft maar regenen en de lucht blijft grijs dus ik stap toch maar op mijn fiets. Binnen een minuut helemaal doorweekt. Maar dan ook écht. Ik ben zelden zó natgeregend op een fiets, en aangezien ik zes jaar lang elke schooldag tien kilometer heen, en weer tien kilometer terug over een polderweg naar en van school fietste, is dat toch een prestatie.
Het regent zo hard dat ik regen gemengd met haarlak en gezichtscrème proef, en er staat een laagje water ín mijn pumps. Ik verlies er eentje onderweg waardoor ik moet stoppen en hinkelend terug moet over het fietspad, en steek mijn middelvinger op naar de automobilist die mij geen voorrang verleent terwijl hij dat wel had moeten doen.
Ongeveer halverwege besluit ik dat ik toch moeilijk in de trein kan gaan zitten terwijl ik eruit zie alsof ik een gracht in gefietst ben. Dus ik rijd richting de Zeeman (mijn no-sweatshop-principes zijn ineens verdwenen), koop een handdoek, joggingbroek en shirt, onderhandel met het personeel (“nee, je kunt helaas geen gebruik maken van de personeelsruimte want die zijn ze aan het verbouwen, en we hebben ook geen pashokjes. Je kunt wel in de winkel omkleden”), en even later sta ik in mijn ondergoed in een hoekje van de winkel (no shame). Daarna in een joggingbroek en een zwart shirt. Mét pumps, want mijn sneakers ben ik vergeten mee te nemen van kantoor.
Ik koop ook een paraplu en vol goede moed loop ik weer naar mijn fiets. Het is toch wat kouder dan verwacht, dus ik maak nog even een stop bij de H&M (principes zijn nog altijd in geen velden of wegen te bekennen) en koop een trui. Onderweg naar het station ga ik bijna onderuit omdat ik een zware tas met zeiknatte broek, shirt en jas aan mijn stuur heb hangen en mijn band uitglijdt over een kastanje, en vloek ik nog even extra naar alle automobilisten die lekker droog zitten in hun dikke glimmende aso-bakken en die voluit door de plassen vlak langs me rijden. De luipaardprintparaplu (leek me wel goed passen bij het joggingpak) van drie euro begeeft het bij de eerste de beste windvlaag, en hoewel ik prima kan fietsen met een tas aan mijn schouder, een tas vol zeiknatte kleren aan mijn stuur en een paraplu in mijn hand, kan ik niet met dat alles en zónder handen fietsen. Dus is mijn linkerarm doorweekt en zijn mijn benen dat eigenlijk ook.
Dan die ellendige fietsenflat in. Op. Omhoog lopen met een zware omafiets en alle voorgenoemde attributen én dus op die pumps, die bovendien de hele tijd uit schieten omdat er een half kanaal water in zit.
Ik ben op de eerste verdieping en ik heb zin om mijn fiets gewoon ergens in een hoek te flikkeren. Ik moet naar de tweede, want op de eerste mag je geen fietsen meer parkeren omdat ze daar gaan verbouwen (ik hoop dat ze er allemaal liften in gaan monteren). Ik heb nog drie minuten om mijn trein te halen en ook het principe van “ik ren nooit voor een trein, tram, metro of bus” moet eraan geloven, want ik wil écht heel graag naar huis, en niet nog een halfuur wachten. Natuurlijk rijdt de trein voor mijn neus weg en dan ben ik even een van de mensen die ik normaal gesproken altijd geamuseerd bekijk. Die helemaal los gaan als ze hun trein missen. Nou ging ik niet echt los (althans, niet voor de buitenwereld), maar ik gooide wel melodramatisch mijn hoofd in mijn nek en sloeg mijn ogen ten hemel. “Mijn god waarom hebt gij mij verlaten”. Ohnee, dat was een ander episch drama.
Goed. Ik moet onderhand ook wel een beetje om mezelf lachen, met m’n zware leven, hoewel ik bij het bankje aangekomen al mijn spullen erop flikker (waardoor de puberjongen die op de hoek zit een beetje schrikt) en fulminerend met een vriendin bel. Die ik nauwelijks versta, want de microfoon van mijn telefoon heeft een vorig telefoongesprek tijdens de zonddvloed niet overleefd. Na een halfuur is daar mijn trein.
Alle andere natgeregende mensen kijken elkaar meelevend aan en moeten een beetje lachen. De hysterisch met zijn been bewegende jongen naast me is zichtbaar geërgerd wanneer hij merkt dat ik er in Gouda uit moet, waardoor hij eigenlijk zijn laptop zou moeten dichtklappen, zijn rugtas die voor zijn stoel staat zou moeten wegzetten en op zou moeten staan. Dat doet hij niet, waardoor ik half over hem heen moet klimmen, dus ik bots per ongeluk even met mijn zeiknatte tas tegen hem aan. Lamlul.
Op het immer pittoreske station Gouda ga ik linea recta naar de Kiosk. Toen ik in Den Haag mijn trein miste wilde ik namelijk heel graag patat kopen maar dan had ik de hal weer in moeten lopen en dat had mijn toch al zo moeilijke realiteit er een stuk ellendiger op gemaakt. Bij de Kiosk koop ik een frikandelbroodje en Snickers. Ik geloof dat ik geen principes meer heb (ik ben namelijk vegetariër en ik heb me een tijd geleden voorgenomen om alleen nog maar Tony’s chocola te eten).
Dan is het tijd voor de sprinter. Ik lach kiespijnerig naar de jongen tegenover me en staar, waarschijnlijk met een blik op onweer, uit het raam. Zie mezelf weerspiegeld en merk dan op dat ik echt enorme vegen mascara op mijn wangen heb. Een beetje zoals wanneer je in de zomer gaat zwemmen met niet-waterproof-mascara (“ik ben zooooo lelijk zonder!”). Of hoe je wakker wordt als je te laat en te bezopen je bed bent in gerold, de nacht ervoor.
Daarmee had ik dus al een halfuur op een station gezeten, oogcontact makend met diverse mensen, twintig minuten in een trein (idem dito), een praatje gemaakt met het meisje van de Kiosk en geglimlacht naar medepassagiers in trein twee.
Charmant.
In Breukelen aangekomen loop ik naar mijn fiets, schop ik mijn schoenen uit en rijd ik met blote voeten naar huis, mik woedend een diepvriespizza in de oven die niet te vreten blijkt, en zwelg mee met het nieuws over de wereldproblemen van andere mensen zoals leraren in het basisonderwijs die zelf watten en rubberbladletters kopen voor knutselwerkjes, mensen die hun gekorte AOW verhalen op ‘de Duitsers’, de krachtige naam van Van Gansewinkel, en het privéleven en handschrift (“Heel regelmatig hè?” “Ja, het is een heel mooi regelmatig handschrift”) van Mata Hari.
De allergrootste grap is misschien wel dat ik vorige week ben begonnen met een cursus Mindfulness. Die is duidelijk niet berekend op de effecten van regenbuien na een lange werkweek.
Alies, ‘k heb genoten van je stijl zo herkenbaar de wind aan de kust en al was je minder blij met die natte Haagse zooi het levert een fantastische anekdote. Adviseer je om vooral te blijven schrijven. mvg Bart
En je had toch zo’n goede regenjas/cape gekregen, zeker in Breukelen laten liggen. Tja … dan word je héél nat.
Gelukkig kon je outfit in Breukelen goed drogen.
Je bent een echte “korte verhalen” schrijfster.
Wanneer ga je daarmee eens eindelijk “de boer op”?